Skip to main content
Station 08

Planten in het veen

Planten in het veen - meesters in aanpassingskunst

De omstandigheden in het hoogveen zijn vrij extreem: veenmossen creëren een zure omgeving, de grond is nat en arm aan voedsel, er zijn grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht.

De planten in het hoogveen moeten zich daarom heel goed kunnen aanpassen om te overleven. Sommige planten hebben daarvoor wel heel bijzondere strategieën ontwikkeld: zij hebben van de aanpassing aan die zware omstandigheden hun specialiteit gemaakt.

Kenmerken van het hoogveengebied

  • centraal hoogveengebied met relatief droge ‘bulten’ (hoger gelegen stukken grond met veenmos) en de natte laaggelegen 'slenken'
  • relatief droge randhelling
  • relatief voedselrijke hoogveenrand

tafel13 05

Insectenjagende planten

Zonnedauw is een typische hoogveenplant. Aan de blaadjes van de plant hangen druppeltjes. Het lijken onschuldige dauwdruppels, maar ze zijn gevuld met een kleverige vloeistof. De insecten blijven erin plakken en worden door de zonnedauw verteerd. Zo krijgt de plant zijn broodnodige stikstof binnen, dat het veen niet levert.

tafel13 03
Kleine zonnedauw (Drosera intermedia) met prooi

Een karig bestaan

Op de relatief droge bulten groeien klein blijvende (heide)struiken die geen hoge eisen stellen aan hun standplaats. Hier hebben ze geen concurrentie van snel groeiende gewassen en grotere planten. Struikheide bloeit van de nazomer tot aan de herfst. Dopheide geeft de voorkeur aan een iets vochtiger standplaats en is te vinden aan de randen van de bulten. De plant bloeit van juni tot augustus.

tafel13 01
Struikheide (Calluna vulgaris)

Wollige grassen

Ook het wollegras is een karakteristieke bewoner van het hoogveen. Vooral in het voorjaar is het beeldbepalend. De plant bloeit dan en de witte pluizen wiegen in de wind. Eenarig wollegras geeft de voorkeur aan de bulten en vormt pollen. Eriophorum angustifolium, beter bekend als veenpluis, voelt zich thuis in de nattere delen van het hoogveen, de slenken. Deze plant vormt lange uitlopers en kan zich op hersteld hoogveen razendsnel uitbreiden.

tafel13 04
Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum)

Op het droge

Overal waar de natuurlijke waterhuishouding van het veen is aangetast of niet hersteld kan worden, groeit eerst het pijpenstrootje of bentgras. Daarna volgen struiken en bomen, zoals de berk, het sporkehout en de lijsterbes.

tafel13 02
Pijpenstrootje (Molinia caerulea)

© Gemeinde Esterwegen. Alle rechten voorbehouden.